Menu
Werk & studie

De 5 meest voorkomende taalfouten

Taalfouten. Iedereen maakt ze tegenwoordig. Ze worden zowaar door veel mensen geaccepteerd. Gelukkig weten wij wel beter. Om even onze kennis op te frissen en stiekem een beetje te lachen om de fouten van anderen, staan hieronder de 5 meest voorkomende taalfouten.

  • Jou/jouw
    Hoe is het met jouw? Stop. Jouw is een bezittelijk voornaamwoord. Het is jouw tas, jouw vriend, jouw smartphone, jouw huis. Iets is van jou. Bezittelijke voornaamwoorden bestaan er zodat je niet elke keer hoeft te zeggen ‘dat is van hem’ of ‘dat is van mij’. Het wordt ons makkelijk gemaakt. Jou is een persoonlijk voornaamwoord. Oftewel: ‘Hoe gaat het met jou?’, of misschien wel leuker, ‘Ik hou van jou’.
  • Enigste/enige
    Tegenwoordig hoor je het steeds meer. ‘Jij bent de enigste die dat kan’, of, ‘Ik ben de enigste die wat doet’. Dit is fout. Goed is: ‘Jij bent de enige die dat kan’, of, ‘Ik ben de enige die wat doet’. Als we het hebben over enigste, is dat de overtreffende trap van ‘enig’ wat ‘leuk’ of ‘fijn’ betekent. Dus, de volgende keer als iemand zegt ‘Jij bent de enigste’, dan zeggen we vriendelijk ‘bedankt’.
  • Dan/als
    Is het groter als of groter dan? Het is heel simpel. Zodra iets groter/kleiner/mooier/fijner/leuker/liever is, spreken we over ‘dan’. Ik ben groter dan jij. Dus ook niet ‘Ik ben groter dan jou’. Is iets even groot/klein/mooi/fijn/leuk/lief, spreken we over ‘als’. Klein voorbeeld: ‘Ik ben even groot als jij, maar jij bent mooier dan ik.’ Om het nog iets leuker te maken, is er 1 mogelijkheid om ‘als’ te gebruiken bij een vergrotende trap. Voorbeeld: ‘Het is makkelijker als je denkt’. Oftewel, de taak die je uitvoert is makkelijker als je erbij nadenkt. De zin krijgt een heel andere betekenis als je ‘als’ gebruikt in plaats van ‘dan’. Klinkt logisch, toch?
  • d/t fouten
    Het blijkt tegenwoordig heel normaal te zijn, fouten maken met d’s en t’s. Het is ook wel te begrijpen, er bestaan zo veel regels! Belangrijk is om de basisregels te kennen en dan gaat de rest vanzelf. ‘Ik vindt dat leuk’, of ‘hij vondt dat leuk’, zijn echte fouten. Je zegt toch ook niet ‘ik loopt naar huis’, of ‘hij liepte naar huis’. Als je niet zeker weet of er wel of niet een t achter het werkwoord moet, probeer dan eens een ander werkwoord in die zin, zoals ‘lopen’ of ‘werken’. Je hoort dan vanzelf of er wel of niet een t bij het werkwoord moet.
  • Contaminaties
    Dit is het door elkaar gebruiken van gelijkbetekenende woorden of uitdrukkingen. Hierdoor ontstaat er een nieuwe (verkeerde!) uitdrukking. Voorbeeld; ‘Dat kost duur’. Het is ‘Dat is duur’, of, ‘Dat kost veel’. Of wat dacht je van iets ‘uittesten’? Je kunt iets ‘uitproberen’ of ’testen’, maar nooit ‘uittesten’. Ook een veel voorkomende fout is ‘Ik irriteer me aan jou’. Dit kan niet. Je kunt je wel ergens aan ergeren. Wat wel kan; ‘Jij irriteert me’. Dezelfde fout wordt gemaakt met realiseren en beseffen. Goed: ‘Ik realiseer me’ en ‘Ik besef dat’. Fout: ‘Ik besef me dat’. Nog een paar voorbeelden waar we stiekem wel om kunnen lachen: ‘Dit escaleert uit de hand’, ‘Globaal over gescand’, ‘Hij moest alles uit de bak halen’, ‘Je kunt er hoog en breed over praten’, ‘De kont in het zand steken’ en nog een leuke ‘Slapende koeien wakker maken’.

Om te voorkomen dat je zelf gênante fouten maakt, kun je een kijkje nemen op www.beterspellen.nl. Hier staat alle informatie over de Nederlandse taal en kun je een dagelijkse test op verschillende niveaus maken.

(Bezocht 3.164 keer, 1 bezoeken vandaag)